Evolutie of schepping?

Evolutie of schepping?

Sta je er ook weleens versteld van wat iemand in zich kan hebben? Een stille jongen kan zich tot een gedreven spreker ontpoppen. Of een gehandicapt meisje sjoelt zo goed dat je maar niet van haar kunt winnen. „Je hebt meer in je mars dan ik dacht,” zeg je dan, terwijl je verbouwereerd je sjoelstenen weer bij elkaar schuift. Maar wist je dat het in een bepaald opzicht voor iedereen geldt dat we meer in ons mars hebben dan we denken?

In je DNA is precies beschreven hoe je eruitziet. Hierin zitten codes. Informatie die bepaalt of je bijvoorbeeld blond haar hebt, blauwe ogen, flaporen of een grote neus. Maar dat is niet alles. Er staat ook informatie in van lichamelijke kenmerken die nog niet bij je zijn ontwikkeld. Dat kan alsnog gebeuren wanneer de omstandigheden daarom vragen.

Stel je DNA eens voor als een rugzak. Hierin zitten allerlei spullen die je tijdens een wandeling nodig hebt. Je pet zet je meteen op je hoofd. Andere dingen zijn handig om mee te nemen, maar nog niet per se nodig. Je gebruikt ze pas als de situatie erom vraagt. Krijg je erge dorst tijdens het bergbeklimmen? Dan zet je een waterfles aan je mond. Brandt de zon? Dan pak je de zonnebrandcrème.

Zo werkt het ook met je DNA. Die ‘rugzak’ aan informatie is zo overcompleet dat je lichaam er allerlei ‘middelen’ uit kan halen om op een verandering in te spelen. Je hebt dus meer in je dan je misschien nodig hebt. Die extra informatie wordt pas ingeschakeld als je lichaam dat nodig vindt; en dat gebeurt met schakelaartjes op je DNA. Zodra die omgaan, wordt er iets ‘aan’ of ‘uit’ gezet.

Je ziet dit effect bijvoorbeeld terug bij paardenbloemen. Die bloemen kunnen een gifstof maken zodra ze last ondervinden van aanvretende rupsen. Handig, want paardenbloemen kunnen natuurlijk niet zomaar weglopen als er tandjes in hun bladeren worden gezet. Één schakelaartje op het DNA zet dan een gen aan dat voor de vorming van gifstoffen gaat zorgen. En dat vinden de rupsen niet leuk. Ze laten die paardenbloem dan maar links liggen. Bijzonder is dat de nakomelingen van die paardenbloem deze geactiveerde eigenschap doorgegeven krijgen. Hierdoor hebben ook zij later geen last van kruipende veelvraten.

Deze processen worden dus aangezwengeld door invloeden uit de omgeving. Ze zorgen ervoor dat planten en dieren in een mum van tijd flink kunnen veranderen. Zo zijn er watervlooien die plotseling – in één generatie(!) – helmen kunnen laten groeien. Daardoor worden ze minder aantrekkelijk voor vissen; die kiezen liever een ‘helmloos’ exemplaar omdat zo’n puntig ding gemeen in hun bek kan prikken. De verandering die de doormaakt is fors. Zijn hoofddeksel lijkt een beetje op de mijter van Sinterklaas en beslaat maar liefst de helft van zijn lichaamslengte. Dat groeit er dus in één keer bij! En dat komt door maar één gen aan te zetten, dat de vlo kennelijk al in zijn DNA-rugzakje had zitten. Is dat even handig!

Dit is allemaal heel lastig uit te leggen voor mensen die in de evolutieleer geloven. Plotseling grote veranderingen zien past niet in het plaatje van een evolutie van miljoenen jaren. Maar deze snelle aanpassingen krijgen wél betekenis als je er op een Bijbelse manier naar kijkt. In het begin van de Bijbel staat dat God een paradijs maakte. De wereld was perfect, zonder een spoor van ziekte, dood en verderf. Dat veranderde na de zondeval (Genisis 3), toen Adam en Eva, de eerste mensen op aarde, tegen God kozen. Ze wilden even machtig als God zijn en dat werd bestraft. Een van de gevolgen daarvan was dat de aarde vanaf dat moment doornen en distels voortbracht. De slang verloor zijn poten. Planteneters werden vleeseters. Grote veranderingen in een mum van tijd. Hoe kon dat allemaal ineens zo snel gebeuren? Misschien zoals bij de watervlo: er werden slapende genen aan- of uitgezet.

Christenen geloven dat God de wereld maakte en alles wat daarop is. Ze geloven ook dat Hij die schepping, die oorspronkelijk perfect was, nog steeds onderhoudt. Hij heeft daar dus in al Zijn wijsheid beschermingsmiddelen voor gegeven. Survivalkits waar we ontzettend dankbaar voor mogen zijn. Want zonder DNA-schakelaars was leven op aarde onmogelijk. God is dus, in al Zijn goedheid, nog steeds op deze wereld betrokken. Hij laat Zijn zon opgaan over bozen en goeden (Mattheus 5:45). Zijn liefde gaat zelfs zo ver dat Hij Zijn enige Zoon naar de aarde stuurde, om iedereen te redden die bij Hem schuilt. Werp al je zorgen dan op God, want Hij zorgt voor je.(1 Petrus 5:7) Want God heeft de wereld zo liefgehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat eenieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft.

Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in den Naam van de eniggeboren Zoon van God(Johannes 3:16).